header image
Home arrow Homeland arrow East of Eden arrow Goa onder de inquisitie
Goa - Het kruis van de inquisitie PDF Print E-mail


Image
Goa - Anjuna Beach
Goa ligt op de westkust van Indië aan de Arabische Zee. De kleinste Indiase deelstaat is eeuwenlang een Portugese kolonie geweest. Wat is daarvan overgebleven? Katholieke barok tussen palmbomen. Gruwel en verbijstering in historische bronnen en oude reisverslagen. De middag-
stilte in de Portugese wijk van de hoofdstad Panjim aan de monding van de Mandovi-rivier. En een bijzonder crucifix, de Christus van Goa.
    ATH  


Gouden Goa
      
De weg naast de Mandovi loopt door moerassig gebied met rijstvelden en bananenbomen. Een eind verderop ligt een spits toelopend eiland in de riviermonding. Op die broeiplek van malariakoorts stichtten de Portugezen in 1510 hun machtigste steunpunt op de westkust van Indië. Ze noemden het Goa Dourada, het Gouden Goa.
   Oud Goa is nu door  UNESCO erkend als werelderfgoed. De bezoeker ziet de enorme barokkerken voor zich oprijzen. Hemelhoog in verblindend wit tegen de diepgroene achtergrond van palmbomen. Een plaatje, ondanks de hoofdweg naar het binnenland van Goa, die dwars door de site snijdt. De smallere zijweg langs de Mandovi leidt naar de toegangspoort, die bekend stond als de triomfboog van de onderkoning. Hier gingen ook de Portugese kolonisten destijds aan land. Op het hoge middenstuk aan de achterkant van de monumentale poort staat de levensgrote figuur van een Portugese veroveraar met de bijbel in de hand en aan zijn voeten een onderworpen inlander.

Image
Oud Goa - kathedralenplein
De Rua Direita, de enige rechte straat in Oud Goa, stijgt naar de Sé kathedraal, de grootste kerk van Azië, en naar de Sint-Franciscuskerk met het klooster ernaast. Mister Taher heeft een ruim kantoor in het archeologisch museum dat gevestigd is in het voormalige franciscanenklooster. Hij is medeverantwoordelijk voor de museumsite Oud Goa en hij verwacht hoog bezoek uit Delhi. ‘Het paleis van de inquisitie? Onze dienst houdt zich niet bezig met politieke of godsdienstige kwesties,’ zegt Taher. ‘Indië is multicultureel, we streven naar een harmoniemodel.’ Hij wil het liever hebben over de technische kant van de restauratie. ‘De poreuze zandsteen van de historische gebouwen  en de witte kalklaag op de muren raken snel aangetast door de zoute zeelucht. Na elk moessonseizoen komt de groene schimmel terug, maar we blijven zoeken naar de beste oplossing.’ Hij krabbelt een naam met adres op een briefje: Percival.Noronha. ‘Een oude man,’ zegt Taher. ‘Hij is historisch geschoold en hij kan je zeker meer vertellen.’

Een grootse onderneming
     
Vasco da Gama rondde in 1498 met zijn karvelen Kaap de Goede Hoop. Hij stak de Indische Oceaan over en bereikte de Malabarkust in het zuiden van Indië. Hij was op zoek naar peper en christenen. Over specerijen viel te onderhandelen met de plaatselijke heersers, over het ware geloof niet. In opdracht van het katholieke vorstenhuis in Lissabon moest de expeditie contact zoeken met het christenvolk van Paap Jan, de legendarische priester-koning die ergens in het Verre Oosten zou heersen en een bondgenoot kon worden in de strijd tegen de moslims. Da Gama vond op de Malabarkust een gemengde bevolking van hindoes, moslims en christenen. De Thomas-christenen waren eeuwen voordien gekerstend door nestoriaanse missionarissen uit het Midden-Oosten. Een oudchristelijke gemeenschap, afgedwaald van de ware leer. En priester-koning Jan bleek niet meer te zijn dan wat hij altijd al was geweest: een mythe.
   Da Gama’s opvolger, Alfonso de Albuquerque, voer begin 1510 met  zijn schepen de Mandovi binnen. Nadat hij versterking had gekregen van een grotere Portugese vloot, rukte Albuquerque met een krijgsbende van tweeduizend man op naar Ela, thans bekend als Oud Goa en destijds de hoofdplaats van de moslimvorst Adil Khan in Goa. Op 25 november 1510 veroverden de Portugezen de stad. Wat er zich de volgende vier dagen afspeelde heeft Albuquerque beschreven in een brief aan koning Manuel in Lissabon: 
 
   We spaarden geen enkele moslim;
   we dreven hen in de moskeeën en staken ze in brand.
   We telden 6000 dode moslims, mannen en vrouwen.
   Het was een grootse onderneming

    
Image
Luis de Camoes (1524 - 1580)
Ik loop over het plein tegenover het franciscanenklooster en de Sé kathedraal. Op dit grasveld stond vroeger het standbeeld van de grote Portugese dichter Luis de Camoes. Het is nu overgebracht naar  het archeologisch museum. Na een duel aan het hof in Lissabon werd Camoes veroordeeld tot vijf jaar militaire dienst in Goa. In 1553 kwam hij in de Portugese kolonie aan. Hij bleef 16 jaar in het Verre Oosten en schreef er het grootste deel van Os Lusiadas, De Lusitaniërs of De Portugezen, het heldenepos dat de overzeese veroveringen van Portugal verheerlijkte.
    Camoes schreef  in brieven naar Lissabon ook andere dingen over Goa. Zoals: Dit land is de moeder van verachtelijke schurken en de stiefmoeder van eerlijke lieden. Wie naar hier is gekomen om rijk te worden, drijft boven als luchtbellen op water. Hij had het over de Portugese gouverneurs, de onderkoningen, die graaiden naar alles wat ze konden bemachtigen. En over Portugese soldaten die zich als huurlingen lieten ronselen voor strooptochten. Van de vrouwen in Goa had Camoes evenmin een hoge dunk: Ze vallen als rijpe vruchten, schreef hij. Toch vond Camoes in Goa zijn grote liefde, de inlandse Barbara, die hem na zijn vertrek volgde naar Portugal en tot aan zijn dood bij hem inwoonde. Voor haar schreef hij de versregels:

   In tere ruikers zag ik nooit schoner roos.
   Zwarte liefde, zo mooi van vorm,
   dat sneeuw haar zweert van kleur te willen ruilen
.

Goencho Sahib
 
Aan de overkant van de drukke verkeersweg die dwars door Oud Goa loopt, ligt de Bom Jezus Basiliek. Geen witgekalkt graf voor koloniaal verleden, zoals de kerkgebouwen achter me. Hier is de kalklaag verdwenen, de buitenmuren liggen bloot in brokkelige zandsteen. Voor de christelijke minderheid in Indië is dit de heiligste bedevaartsplaats. De doorgang rechts van het hoofdaltaar van de basiliek leidt naar de grafkapel. Het mausoleum is eind 17de eeuw, anderhalve eeuw na de dood van de grote heilige, door Florentijnse beeldhouwers uitgevoerd in Italiaans marmer. Het was een gift van de laatste Toscaanse vorst uit het huis van de Medici. Het lichaam dat miraculeus bewaard is gebleven, ligt in een zilveren kist. Vanuit een hoger gelegen galerij kunnen de gelovigen een blik werpen op hun Goencho Sahib, de Heer van Goa, de heilige Franciscus Xaverius.
   Om de tien jaar vindt de grote processie plaats, waarbij hij van de basiliek naar de Se kathedraal wordt gedragen. Duizenden pelgrims verdringen zich dan rond de heilige en proberen de levensgrote relikwie aan te raken. In 1634 ging de Portugese dame Dona Isabel Carom drastischer te werk. Ze raakte tot bij de heilige, die toen nog niet in zijn zilveren schrijn lag. Ze beet de kleine teen van de rechtervoet af en ze hield die in haar mond tot ze terug thuis was. Het voorval wordt beschreven in het boek  Touched By The Toe van de Goanees Alexandre Moniz Barbosa. Op die historische roman uit 2004 staat een zilveren reliekhouder met daarin iets bloederigs achter glas. Het is een afbeelding van het echte voorwerp dat in de sacristie van de Bom Jezus Basiliek wordt bewaard. Het bevat twee andere tenen die later van het lijk van Franciscus Xaverius zijn gevallen.   
   Franciscus Xaverius was een volgeling van Ignatius Loyola, de stichter van de jezuïetenorde. Toen in Lissabon berichten doordrongen over het losbandige leven in Goa, riep het hof de hulp in van de jezuïeten om orde op zaken te stellen. Franciscus Xaverius leidde de delegatie die in 1542 aankwam in de kolonie. Hij stichtte scholen en kerken, hij wijdde priesters, en in de kapel naast de ingang van de Sé kathedraal is het wijwatervat bewaard dat hij gebruikte om nieuwe bekeerlingen te dopen. Drie jaar later schreef hij naar Rome dat het zeer wenselijk zou zijn de inquisitie te installeren in Goa. Hij overleed in 1552 in Japan. Na omzwervingen werd het lijk, naar verluidt in ongeschonden staat, naar Goa teruggebracht en uiteindelijk bijgezet in de Bom Jezus Basiliek. De katholieke apostel van Indië heeft de komst van het Heilig Officie naar Goa niet meer mogen beleven. Dat gebeurde omstreeks 1560.

Gruwel in het Grote Huis
 
Het grasplein is het groene hart van Oud Goa. Aan de verste rand daarvan, bij de Rua Direita, moet het hebben gelegen: het Orlem Goro, het Grote Huis zoals het destijds werd genoemd. Oorspronkelijk opgetrokken voor de moslimheerser Adil Khan, werd het paleis omgebouwd tot de residentie van de grootinquisiteur en zijn gevolg. Er kwam ook een  gevangenis, een doolhof met galerijen, onderverdeeld in tweehonderd donkere cellen.
   Een van de centrale kamers in het paleis heette de Tafel van het Heilig Officie. Daarin stond een groot kruisbeeld. De Christus aan dat kruis keek met vlammende ogen neer op al wie zich schuldig had gemaakt aan afgodendienst of ketterij. Ketters konden die verzengende blik niet verdragen, ze begonnen te beven en vielen bewusteloos neer. Zo deed het verhaal over het kruis van de inquisitie de ronde in het Goa van die tijd. 
   De grootinquisiteur in Goa was een priester, bijgestaan door monniken uit de orde van de dominicanen. Ze organiseerden om de paar jaar hun gevreesde ceremonie. De Sino do Ouro – de grootste klok in Indië, die nog steeds in de klokkentoren van de Sé kathedraal hangt – kondigde het begin van de daad van geloof of autodafe aan. De gevangenen van de inquisitie werden in optocht naar de kathedraal of naar de Franciscuskerk geleid en daar berecht. Wie volhardde in de boosheid, werd als ketter verbrand. Dat gebeurde de volgende dag, in het bijzijn van de Portugese gouverneur, op het Lazarusveld buiten de stad. Alleen al in de 17de en 18de eeuw vonden er in Oud Goa zeventig autodafe’s plaats. De inquisitie veroordeelde vierduizend inwoners, waaronder duizend vrouwen, tot uiteenlopende straffen. Een honderdtal van hen stierven op de brandstapel.

Image
Charles Dellons Relation
Anderen hadden meer geluk en konden hun miserie in het Grote Huis navertellen. Een van hen was de jonge dokter Charles Dellon, een katholieke Fransman. Hij schreef er een boek over, Relation de l’inquisition de Goa, dat in 1687 in Holland werd gedrukt.
   Dellon woonde in Daman, een kleinere Portugese enclave ten noorden van Goa. Hij bezocht er al te vaak een dame van stand. Dat wekte de afgunst op van de Portugese gouverneur en van een geestelijke die werkte voor de inquisitie. Ze beschuldigden Dellon: hij was een ketter, hij droeg geen rozenkrans rond zijn nek. In de zomer van 1673 belandde de Fransman in de gevangenis van de inquisitie in Oud Goa.
   Pas na maanden in het Grote Huis kreeg Dellon zijn rechters te zien. Ze zegden dat hij zich enkel kon redden als hij schuld bekende. Terug in zijn cel ging Dellon door de hel.  Hij vroeg om een aderlating en trachtte dan zelfmoord te plegen door zijn bloed te laten lopen. Dat lukte niet. In het Grote Huis waren chirurgijns die de gevangenen in leven hielden: men wilde liever de berouwvolle zondaar kneden naar het ware geloof in plaats van de ketter te laten triomferen in zijn zelfgekozen dood.
   Dellons autodafe vond begin 1676 plaats, nadat hij drie jaar gevangen had gezeten in het paleis van de inquisitie. Hij moest een zwart gewaad met witte strepen dragen. Gevangenen die geen schuld hadden bekend, wisten wat hen te wachten stond: op hun bruine schouderkleden was hun portret afgebeeld, omringd door vlammen en duivels. Bij zonsopgang begon de klok van de Sé kathedraal te luiden en het volk stroomde toe om het feest van het geloof bij te wonen. De macabere stoet van de gevangenen trok door de stad naar de Franciscuskerk. Rechts van het hoofdaltaar troonde de grootinquisiteur met zijn raadgevers; aan de linkerkant zat de gouverneur met zijn gevolg. Dienaren van de inquisitie droegen kisten aan met het gebeente van gevangenen die tijdens folteringen waren overleden. Zo werden zelfs de doden berecht. Dellon had meer geluk. Hij werd geëxcommuniceerd en uit Indië verbannen.
   Dellon beleefde zijn hachelijk avontuur in de tweede helft van de 17de eeuw,  meer dan honderd jaar na de oprichting van de inquisitie in Goa. Hoe erg moet het dan wel niet geweest zijn in de beginperiode, toen de grote zuivering van de kolonie aan de orde was? Oud Goa lag in moerasgebied. Zwermen muskieten teisterden de omgeving, de open riolen besmetten het drinkwater, er braken epidemieën uit. Omstreeks het midden van de 16de eeuw stierf de helft van de bevolking aan malaria en dysenterie. God strafte de afvalligen die hun geloof verwaarloosden en omgang hadden met inlandse vrouwen.
   De inquisitie pakte eerst de nieuwe christenen aan, hindoes en joden die zich hadden bekeerd. Het was niet moeilijk anonieme getuigen te vinden die hen beschuldigden van ketterij. De inquisitie verbood ook de traditionele feesten van de inlanders en ze liet de hindoetempels slopen om, zoals in het Grote Huis werd verkondigd, de christenen de zichtbare schande van de afgoden te besparen. De  hindoes van Goa  haalden ‘s nachts de  godenbeelden uit hun platgebrande heiligdommen en richtten diep in de jungle schuil- tempels op. Of  ze vluchtten naar de islamitische vorstendommen achter de bergen. Zelfs met de moslims was het beter samenleven dan met de wrede god van de christenen. 

Schaduwen van het verleden
 
De Portugese wijk Fontainhas is een rustige buurt op een heuvel aan de oostkant van Panjim. Okerkleurige huizen met balkonnetjes en rode pannendaken. Indië heeft zich uit deze buurt teruggetrokken, dit zijn de stille straten van een Portugees dorp. Hier woont de oude historicus Percival Noronha in een groot huis tegenover de katholieke school.
   De tachtigjarige Noronha is nog staatsambtenaar geweest in Portugees Goa, dat in 1961 door Indië werd aangehecht. Als medestichter van de lokale afdeling van de Indian Heritage Society weet hij precies wat er in Oud Goa verkeerd loopt. Noronha ontrolt de kaart die hij zelf heeft getekend. Daar lag het, wijst hij, zuidelijk van de Sé kathedraal, aan de rand van het grote grasveld. 
   Er is niets overgebleven van het paleis van de inquisitie. Dat is volgens Noronha te danken aan experts zoals de heer Taher van de Indiase Dienst voor Archeologie. ‘Die heren zijn aangesteld om Oud Goa te beschermen, maar wat doen ze? Precies op de plek waar het paleis stond, hebben ze een technisch atelier opgericht. Dat gebruiken ze als lodge voor hoog bezoek uit Delhi. En als er toch iets wordt gerestaureerd, knoeien ze met de verkeerde materialen.’ Heel erg, maar waar is het schrikwekkende kruisbeeld uit het Grote Huis gebleven? Daarvoor moet ik naar de San-Sebastiankapel wat verderop in Fontainhas, zegt Noronha.  Hij geeft de kaart met de plattegrond van Oud Goa mee. Als aandenken. Achter hem klinkt het gekwetter van tropische vogels vanuit de veranda. 

Image
Father Antonio & het kruis van de inquisitie
De San Sebastiankapel ligt bovenaan een steil oplopende zijstraat. Ze is gesloten, maar Father Antonio in het huis ernaast heeft de sleutel. We gaan de kapel binnen. Een barokke poppenkast, gehuld in schemer en gekrulde goudglans.
   Father Antonio is veertig jaar priester en de buurt rond de San Sebastiankapel is het hart van zijn parochie. ‘Er zijn ongeveer 150 katholieke families overgebleven en de ouderen spreken nog vloeiend Portugees,’ zegt hij. Hoe ziet hij de toekomst van Fontainhas? ‘Niet zo best,’ zucht hij. ‘De winkels zijn in handen van hindoes. Vroeger hadden de christenen vaak gronden die veel opbrachten, maar nu willen ze deftige en propere jobs. Dat soort werk is moeilijk te vinden, we worden echt gediscrimineerd.’
   Ik vraag naar het gevreesde kruis. Father Antonio’s gezicht betrekt. ‘De schaduw van het verleden,’ zegt hij. ‘De paus heeft daarvoor in het openbaar vergiffenis gevraagd.’ Waarvoor? ‘Voor de inquisitie.’ Hij gaat me voor naar de kleine zijbeuk. Daar staat het, een donkerbruin houten kruis met een Christusbeeld in lichtroze kleur. ‘Het is uit de 16de eeuw,’ zegt Father Antonio, ‘maar het beeld is later overschilderd.’ Een gedenkplaat in de nis vermeldt dat het kruis afkomstig is uit het tribunaal van het Heilig Officie en dat het in maart 1912 naar de San Sebastiankapel is overgebracht.
   Vooraan in de nis staat een offerblok. ‘Onze mensen bewaren een groot geloof in dit kruisbeeld,’ zegt Father Antonio. Het is niet te geloven. Ooit ging er huiveringwekkende dreiging van uit; in mijn ogen is de Christus van Goa een suikerzoete figuur met zwart omrande dode ogen. Het kruis van de Portugese inquisitie is grondig overschilderd
en gevat in de felle kleuren van Indië. Ik offer een biljet van tien roepies.