Donderdag 30 november 2006. Vóór de redactievergadering neemt de redactie van Koppen de kranten door, een goede dagelijkse gewoonte. Als actualiteitenprogramma van het verbredende net van de openbare omroep is het onze opdracht duiding te geven bij het nieuws. Die donderdag trekt een artikel in de Gazet van Antwerpen onze aandacht. Onder de kop Schooldirecteurs in elkaar geslagen lezen we een bericht over een incident in een Mechelse middelbare school. Twee directeurs van de HAM werden fysiek belaagd door de broer en vader van een leerlinge van de school. Het meisje was zwanger geraakt en had de school in vertrouwen genomen. Toen de school de ouders uitnodigde voor een gesprek, liep het uit de hand: er vielen klappen. De vermoedelijke vader bleek een Marokkaan te zijn. In de christelijke Assyrische gemeenschap valt dat erg slecht volgens de Gazet van Antwerpen. De redactievergadering gaat van start, en er wordt overlegd. Moet Koppen dit onderwerp brengen? De redactie komt al snel tot de conclusie: ja, we moeten dit brengen. Want het incident ís ontegensprekelijk een nieuwsfeit. De feiten zijn zwaarwichtig, en er rijzen heel wat vragen waarop het publiek een antwoord wil hebben. Waarom ligt de zwangerschap van het meisje zo gevoelig? Waarom wordt er gedreigd met uitsluiting? Waarom werd er geweld gebruikt? Het is dan ook onze sterkste overtuiging dat wij journalistiek geen steek hebben laten vallen. De keuze van het onderwerp is relevant, en ook op onze werkwijze valt niets aan te merken. Ik schets de gang van zaken. De redactie heeft eerst een aantal telefoontjes gepleegd. Om te beginnen naar politie en parket: zij hebben de feiten bevestigd: ‘Er zijn klappen gevallen, het meisje is ondergebracht op een geheim adres en er is een onderzoek gestart.’ Dan maar naar de school, waar we opnieuw bevestiging krijgen van de feiten. De directeur geeft ons via de telefoon zijn relaas van de feiten. Directeur Herman Frooninckx had al een interview gegeven aan onze collega's van Het Journaal, maar wilde nu alleen nog telefonisch reageren. Dat gesprek wordt later geciteerd in de reportage. Vervolgens nemen we contact op met de Mechelse Assyriër Melikan Kucam, die in de Gazet Van Antwerpen ook aan het woord komt. Melikan wil ons eerst wél te woord staan, maar besluit achteraf toch te zwijgen. Waarvoor alle respect, maar men kan ons niet verwijten ons werk te doen als journalist en verder te zoeken. Zo komen we uiteindelijk terecht bij August Thiry, auteur van het boek Mechelen aan de Tigris. Hij brengt ons in contact met Israël Sagman, een student theologie, die ons graag te woord wil staan over het incident. Wij dus naar Sint-Katelijne-Waver, naar de familie Sagman, waar we erg gastvrij worden onthaald. We draaien beelden van het avondgebed, en doen een interview met Israël en zijn zus Elizabeth. Zoals afgesproken gaat het gesprek over wat er gebeurd is in de HAM, wat de aanleiding was, en hoe we het incident moeten proberen te begrijpen. De reportage is een eerlijke en correcte neerslag van wat Israël en Elizabeth ons die avond vertellen. Israël bevestigt dat de Assyrische gemeenschap steunt op drie pijlers: het geloof, de familie, en het huwelijk. Elizabeth geeft toe dat ze enkel wil trouwen met een Assyrische jongen die de goedkeuring wegdraagt van haar ouders. Israël weer: ‘Een huwelijk buiten de gemeenschap is enkel denkbaar als de toekomstige ook christelijk is. Een huwelijk met een moslim kan bijvoorbeeld niet.’ Later in het gesprek geven zowel Israël als Elizabeth te kennen dat ze begrip hebben voor de reactie van de familie van het zwangere meisje. Want, zo klinkt het: ‘Niet het zwangere meisje of de directeurs zijn het slachtoffer in deze zaak, maar de vader. De eer van de familie is geschonden, en dat is een schande.’ Uitsluiting is volgens de twee dan ook een logisch gevolg. Zonder de Assyrische gemeenschap te willen viseren stellen we dan de voor de hand liggende vraag: of bloedwraak aan de orde kan zijn? Het antwoord is duidelijk: ‘Van moord kan geen sprake zijn.’ Zo is het in de reportage ook te zien.
Na het interview zijn we toch een beetje verrast. Vanuit ons westers oogpunt hebben we enkele krasse uitspraken gehoord. We hebben dan ook verschillende keren aangedrongen bij Israël en Elizabeth: of ze achter hun woorden staan? Elke keer antwoordden ze van wel. De dag nadien monteren we de reportage. Die montage is een getrouw, objectief beeld van wat die zaterdagavond gezegd is en de commentaarteksten zijn op geen enkel moment suggestief of veroordelend.
We zijn ons er van bewust dat de reportage geen volledig beeld geeft van de geschiedenis, cultuur en leefgewoonten van de Assyriërs in Mechelen én de diaspora. Dat is ook nooit onze bedoeling geweest. Er zijn vast mooie en informatieve boeken die dat wel doen, maar het is niet onze taak. Wij hebben als journalist geprobeerd de achtergrond te schetsen bij het incident in de HAM. Veel mensen hadden vragen bij de reactie van de vader en de broer. We hebben antwoorden willen bieden, en ik denk dat we daar in geslaagd zijn. Ook al kunnen wij de gewelddadige reactie van de familie van het zwangere meisje niet goedkeuren, wij hebben alle respect voor de Assyriërs en hun gewoonten. Wel is duidelijk dat er een enorm grote kloof bestaat tussen de Assyriërs in Mechelen en de Vlaamse –meer en meer ontkerkelijkte - samenleving die haar omringt. Natuurlijk zijn de Assyrische christenen geen achterlijk, bloeddorstig volk. Tijdens onze research hebben we alleen maar respect gekregen voor hun geschiedenis en cultuur. Maar sta ons toe dat we ons werk doen, en dat we vanuit onze eigen westerse achtergrond en cultuur verwonderd zijn over bepaalde gewoonten van andere mensen. Want verwondering is de basis van ons beroep, niet verontwaardiging. Ten slotte wil ik er op wijzen dat het zwangere meisje vandaag nog altijd op een geheim adres woont, en beschermd wordt door de politie. Haar vader en broer moeten binnenkort voor de correctionele rechtbank verschijnen. Dat sterkt ons in de overtuiging dat de feiten inderdaad zwaarwichtig genoeg waren om over te berichten.
Koppen-reporter Tom Pardoen
|