Shakh is een klein bergdorp op de hogere hellingen van het Djudi-gebergte in ZO Turkije bij de huidige Iraakse grens. Het werd van oudsher bewoond door nestoraanse christenen die net zoals hun geloofsgenoten in het naburige Hassana afhingen van Koerdische aga's of stamhoofden uit het stadje Sirnak aan de noordkant van Djudi. Shakh is nu militaire zone, waar een observatiepost van het Turkse leger de omgeving controleert en het Djudi-gebergte - PKK-gebied volgens de militairen - scherp in het oog houdt. A. Thiry
Assyrisch rotsreliëf met broer van kasha Mattai - Foto G. Bell 1909 Vroeger kon je nog naar Shakh. Dat blijkt uit het reisverslag van de Britse avonturierster Gertrude Bell die in de lente van 1909 de zuidelijke hellingen van Djudi heeft verkend.
Op 14 mei van dat jaar vertrekt Gertrude Bell uit Hassana, waar ze gastvrij is ontvangen door de protestantse priester, kasha Mattai, die ook haar gids is geweest bij haar exploratietocht naar de top van Djudi. Als afscheidsgeschenk geeft kasha Mattai haar rozen, vijgen en een granaatappel. Ze gaat westwaarts over de berghelling en na meer dan twee uur te paard bereikt ze Shakh. Net voor het dorp komt ze voorbij een ruïne met een imposante muur, die tegen de flank van een heuvel omhoogloopt. Kasha Sergis, de oude nestoriaanse priester van Shakh, vergezelt haar op haar zoektocht naar een paar hoger gelegen Assyrische stèles uit de voorchristelijke oudheid. De ouderling raakt uitgeput en ze stuurt hem terug. Ze rust wat uit, ze eet chocolade en drinkt fris water, en daalt vervolgens af naar de vlakte. In de late namiddag bereikt ze het stadje Cizre en de oever van de Tigris.
Oudere Assyriërs uit Hassana die nu in Mechelen met heimwee terugdenken aan hun beste jaren in de schaduw van Djudi, herinneren zich de legende die met Shakh is verbonden. Het is het verhaal van de ziggoerat van Shakh. Die zogenaamde ziggoerat is de rotsvesting, de ruïne met de imposante muur, die Gertrude Bell heeft gezien toen ze in 1909 in de buurt van Shakh op zoek ging naar Assyrische stèles. Volgens Assyrische ouderen uit Mechelen is het een machtige toren met rotstreden die naar boven zigzaggen. De oudere Mechelse Assyriërs hebben van hun voorouders vernomen hoe dat bouwwerk tot stand is gekomen.
In oude tijden, lang geleden, heerste een machtige Mir over de streek. Hij ronselde werkvolk om de ziggoerat te bouwen. Het was slavenarbeid, de mensen moesten in lange rijen zware stenen van de Tigris naar het gebergte sjouwen. Een man uit de streek trouwde en zijn vrouw werd zwanger, maar nog voor de man het kind had gezien, werd hij geronseld. Hij gaf zijn vrouw een ring, die bestemd was voor zijn eerstgeborene, en hij vertrok naar de bouwplaats van de ziggoerat. Twintig jaar lang zwoegde hij in de rijen van het werkvolk. Op een dag stond hij naast een jongeman, die hem een zware steen doorgaf. De man keek naar de hand van de jonge slaaf en herkende de ring. Het was zijn eigen zoon, die ook was opgevorderd en die hij toen voor het eerst zag. De vader werd gek van vreugde, hij schreeuwde uit alle macht en dat gaf zo’n overweldigend geluid, dat zelfs de stenen van de ziggoerat ervan daverden. Toen de Mir de historie van vader en zoon vernam, besefte hij wat hij zijn onderdanen had aangedaan. Hij liet iedereen vrij en de toren bleef onafgewerkt.
Het volk dankte toen de Almachtige God, die de Mir de ogen had geopend en hem tot inkeer had gebracht. Voor de Assyrische ouderen in Mechelen is de boodschap duidelijk: de oude legende bewijst de kracht van het ware christelijke geloof.
|